Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord
03 november 2016

Forensische (F)ACT: Indicatiestelling, risicotaxatie en recidive

Vanwege het schaarse aanbod van Forensische (F)ACT-teams is eenduidige indicatiestelling van belang om zorg goed te kunnen afstemmen en risico’s op terugval in delictgedrag te verkleinen. Er is onderzocht in welke mate de huidige klinische indicatiecriteria samenhangen met risicofactoren en welke criteria recidive voorspellen. 

Door sterk toenemende kosten van de geestelijke gezondheidszorg wordt het aantal klinische bedden in de reguliere en forensische ggzafgebouwd en is men genoodzaakt steeds meer gebruik te maken van ambulante behandelprogramma’s. In Nederland leven naar schatting 280.000 mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) die ambulante, intensieve en langdurige zorg nodig hebben. Sinds 2007 zijn in Nederland ook Forensische (F)ACT-teams (For(F)ACT) opgericht voor cliënten met complexe psychiatrische problematiek bij wie tevens sprake is van een risico op (terugval in) delictgedrag.

De behandeling richt zich, naast het vergroten van het welzijn van de cliënt, op het monitoren en aanpakken van risico’s om delicten te voorkomen. Uit diverse studies blijkt dat criminaliteit vooral gerelateerd is aan vier kernfactoren (de Big Four): antisociale cognities/attitude (rationaliseren van delicten, negatieve houding ten opzichte van justitie), antisociaal netwerk, een geschiedenis van antisociaal gedrag en trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis (zoals impulsiviteit). Momenteel zijn er in Nederland slechts negentien For(F)ACT-teams operationeel die de zorgvraag onvoldoende aankunnen. Dit benadrukt het belang van een zorgvuldige indicatiestelling om cliënten die het meest gebaat zijn bij For(F)ACT eenduidig te selecteren.

In de huidige studie, uitgevoerd door Ine Kusters begeleid door Joan van Horn, verricht onder 76 For(F)ACT-cliënten, was de belangrijkste vraag in hoeverre de huidige gehanteerde klinische indicatiecriteria samenhingen met de Short-Term Assessment of Risk and Treatability (START), een gestructureerd klinisch risicotaxatie-instrument. Daarnaast werd onderzocht welke (combinaties van) klinische indicatiecriteria en START-risicofactoren voorspellend zijn voor algemene recidive. Hiervoor is gebruik gemaakt van de huidige klinische indicatiecriteria, de START-risicotaxatie en informatie over de criminele voorgeschiedenis en recidive (opgevraagd uit het Herkenningsdienstsysteem (HKS) van de politie). De resultaten van het onderzoek zijn op termijn te lezen in het artikel dat is aangeboden ter publicatie.

Voor meer informatie: neem contact op met Ine Kusters (ikusters@dewaagnederland.nl).