Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord
23 mei 2017

OLG, communicatie en opvoeding

Ouderschap met liefde en grenzen (OLG) is een intensief, relatief kortdurend behandelprogramma voor gezinnen met jongeren (12-18 jaar) die gedragsproblemen hebben. Het is de Nederlandse bewerking van het door het Savannah Institute ontwikkelde Parenting with Love and Limits dat als doel heeft om oppositionele en/of antisociale gedragsproblemen van kinderen te verminderen door het herstellen van verstoorde relaties in het gezin en het verbeteren van opvoedvaardigheden van de ouders. Voorlopige onderzoeksresultaten indiceren dat het behandelprogramma OLG gunstige veranderingen in communicatie tussen ouder en kind en opvoedbelasting van ouders bewerkstelligt.

OLG bestaat minimaal uit een OLG intakefase (telefoongesprek, kennismakings- en motivatiegesprek), zes groepsbijeenkomsten, zes coachingsessies en een nazorgtraject. In de groepsbijeenkomsten komen psycho-educatieve onderdelen over regels en opvoeding, vaardighedentraining in communiceren en opvoeden, verbeteren van interacties tussen opvoeder en kind, het positief bekrachtigen van kinderen en het gebruiken van het netwerk van het gezin aan bod. De coachingsessies zijn bedoeld om per gezin buiten de groep te werken aan gezinsspecifieke problemen. Uit eerder onderzoek naar OLG in de VS kwam naar voren dat middelenmisbruik, gedragsproblemen en recidive zijn verminderd en dat het effectief is als nazorgprogramma na jeugddetentie. Nederlandse studies vonden over het algemeen eveneens een positief effect van OLG op verminderen van externaliserend probleemgedrag van de jongere.

Om na te gaan of dit ook opgaat voor cliënten van de Waag zijn betekenisvolle veranderingen in de communicatie tussen ouder en kind en de ervaren opvoedingsbelasting zoals gerapporteerd door de ouders in kaart gebracht. Daarnaast werd gekeken of deze veranderingen samenhangen met een verminderd externaliserend gedrag bij de jongeren, eveneens zoals ervaren door de ouders. Onderscheid werd gemaakt tussen jongeren in de vroege adolescentie (12-15 jaar) en jongeren in de late adolescentie (16-18 jaar). De eerste meting (T0) werd verricht aan het begin van de eerste groepsbijeenkomst en de tweede meting (T1) gemiddeld 7½ maand later. De onderzoeksgroep bestond uit 37 cliëntsystemen, waarvan 27 jongens (73%) en tien meisjes (27%) met een gemiddelde leeftijd van 15 jaar en als primaire opvoeder 31 moeders (83.8%) en zes vaders (16.2%) van gemiddeld 48 jaar.

Verandering in communicatie

In Figuur 1 staan de veranderingen in communicatieproblemen tussen ouder en kind weergegeven voor vroege adolescenten en late adolescenten. Te zien is dat ouders bij de tweede meting minder problemen ervaren in de communicatie met hun kind. Dit effect is sterker voor jongeren in de vroege adolescentie (12-15 jaar) dan voor jongeren in de late adolescentie (16-18 jaar).

Figuur 1. Veranderingen in communicatie ouder-kind

Bovenstaande resultaten zijn gebaseerd op groepsniveau. Voor de behandeling is het echter informatiever om op cliëntniveau de veranderingen te berekenen, maar nog zinvoller om aan te kunnen geven hoe betekenisvol deze veranderingen zijn. Met andere woorden, is een verandering ook echt een verandering op inhoud en niet beïnvloedt door meetfouten. Betekenisvolle veranderingen kunnen worden berekend met de Reliable Change Index (RCI). De RCI wijst met betrekking tot de communicatieproblemen uit dat de communicatie met 66.7% van de jongeren in de leeftijd 12-15 jaar verbeterde. Het percentage jongeren in de leeftijdsgroep 16-18 jaar bij wie dit het geval was, lag een stuk lager met 33%.

Verandering in opvoedingsbelasting

In figuur 2 is te zien dat ouders de opvoedingsbelasting op de nameting als minder zwaar ervoeren dan op de voormeting. Dit effect was hetzelfde voor jongeren in de vroege (12-15 jaar) en late adolescentie (16-18 jaar). Op basis van de RCIs werd gevonden dat bij ongeveer evenveel jongeren uit beide groepen de ouders een verminderde opvoedingsbelasting rapporteerden, respectievelijk 40% en 60%.

Figuur 2. Veranderingen in opvoedingsbelasting

Verandering in externaliserend gedrag

De hamvraag is natuurlijk of de door de ouders ervaren verbeteringen in communicatie en/of opvoedingsbelasting ook samenhangt met een vermindering van het externaliserend gedrag bij de jongeren. Om dit te kunnen onderzoeken zijn op basis van de RCIs 4 groepen gemaakt:

  1. Verbeteringen op communicatie en opvoedingsbelasting (COM+/OPV+; tien cliëntsystemen)

  2. Geen verbeteringen op communicatie en opvoedingsbelasting (COM-/OPV-; zeventien cliëntsystemen)

  3. Verbetering op communicatie, geen vermindering van opvoedingsbelasting (COM+/OPV-; vijf cliëntsystemen)

  4. Geen verbetering op communicatie, vermindering van opvoedingsbelasting (COM-/OPV+; vijf cliëntsystemen)                        

In figuur 3 is per groep de mate van externaliserend gedrag van de jongeren op de nameting te zien. De groepen zijn weliswaar klein, maar de resultaten geven aan dat het externaliserend probleemgedrag bij jongeren het meest verminderd als de communicatie verbeterd en de opvoedingsbelasting verminderd. Verder is te zien dat het verbeteren van de communicatie alleen al voor een afname zorgt in het probleemgedrag vergeleken met de groepen 2 (COM+/OPV+) en 4 (COM-/OPV+).

Figuur 3. Veranderingen in opvoedingsbelasting

Conclusie

Het onderzoek heeft uitgewezen dat ouders vooral bij jongeren in de vroege adolescentie (12-15 jaar) verbeteringen ervaren in de communicatie, wat ook samenhangt met een verminderd externaliserend gedrag bij de jongere. Ofschoon de ervaren opvoedingsbelasting - over leeftijdsgroepen heen - omlaag gaat, hangt dit niet samen met minder externaliserend probleemgedrag. Het gaat om kleine groepen, maar voor de behandeling lijkt het de moeite waard om nog eens goed te kijken op welke wijze de jongeren in de late adolescentie bereikt kunnen worden. Blijkbaar worden ze minder goed bereikt via de ouders dan de vroege adolescenten.

Voor meer informatie: neem contact op met Joan van Horn (jvanhorn@dewaagnederland.nl).