Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord
25 mei 2016

Seksuele preoccupatie

Seksuele preoccupatie, op diverse manieren gedefinieerd en gemeten, komt uit onderzoek naar voren als een belangrijke risicofactor voor recidive van zedendelinquenten. Bij het vaststellen van deze risicofactor in het kader van behandeling, wordt grotendeels gebruik gemaakt van zelfrapportage door de cliënt en de klinische indruk van de behandelaar. Het gebruik van zelfrapportage is echter gevoelig voor sociaal wenselijk antwoorden, wat binnen een forensische context extra problematisch is. Ook klinische indrukken leveren vaak geen betrouwbare meting op.

In samenwerking met centrum voor ambulante forensische psychiatrie de Waag, onderzoeksinstituut IVO en de Universiteit van Amsterdam wordt in opdracht van Kwaliteit Forensische Zorg momenteel onderzoek gedaan naar: het meetbaar maken en behandelen van seksuele preoccupatie bij zedendelinquenten.

Vanuit aangrenzende onderzoeksgebieden wordt door de onderzoekers gezocht naar een mechanisme achter seksuele preoccupatie en een manier om dit mechanisme meetbaar te maken en te beïnvloeden, los van zelfrapportage en klinische indrukken. Ten eerste wordt gebruik gemaakt van een ‘incentive theory of sexual motivation’, die seksuele opwinding beschrijft als een emotionele reactie op een relevante seksuele prikkel. Voor het meten van seksuele preoccupatie lijkt vooral de in deze theorie beschreven toenaderingsneiging (‘wanting’) van belang. Zowel de kracht van de ‘wanting’, alsook de mogelijkheid om deze te inhiberen worden geacht een rol te spelen bij het tot stand komen van (excessief) seksueel gedrag. Ten tweede wordt geput uit onderzoek op het gebied van verslavingsgedrag, gedrag dat parallellen vertoont met seksuele preoccupatie. Bij verslaafden blijkt een sterke toenaderingsneiging richting het middel meetbaar en via training beïnvloedbaar, met als resultaat minder terugval in verslavingsgedrag.

In het experimentele, dubbel-blinde, placebo gecontroleerde onderzoek dat nu loopt, wordt met behulp van een Approach-Avoidance taak (voor een voorbeeld zie: AAT filmfragment) bekeken of een sterke toenaderingsneiging naar seksuele prikkels kan worden gemeten en met een kleine aanpassing van de taak ook kan worden beïnvloed. De verwachting is dat:

  1. zedendelinquenten een toenaderingsneiging laten zien die sterker is dan die van een gezonde controlegroep
  2. de toenaderingsneiging sterker is afgenomen bij zedendelinquenten die de experimentele training hebben gekregen vergeleken met zedendelinquenten die de neptraining hebben gekregen.

    Voor meer informatie: neem contact op met Edwin Wever (ewever@dfzs.nl).