Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord
11 december 2020

Project Meedoeners: eerstejaars studenten Social Work lopen mee in de tbs

Het idee om studenten al in jaar 1 contact te laten maken met het forensische werkveld is enkele jaren geleden al ontstaan. Hoe kun je studenten, de aankomende professionals, al vanaf hun eerste opleidingsjaar kennis laten maken met het werk in een forensische kliniek? Dit idee kreeg vorm onder leiding van Okke Wisse, geestelijk verzorger bij de Van der Hoeven Kliniek en Richard van Asch, docent bij het Instituut Social Work aan de Hogeschool Utrecht (HU). Richard is zelf werkzaam geweest bij de Van der Hoeven Kliniek in Utrecht, en Okke en hij waren derhalve oud-collega’s. In samenwerking met de medewerkers van de Van der Hoeven Kliniek en met docenten van de HU zijn de mogelijkheden tot co-creatie verder onderzocht. Hieruit is onder andere het project Meedoeners ontstaan waarin studenten in hun eerste jaar enkele weken meelopen in de kliniek. Het biedt studenten de mogelijkheid kennis te maken met het forensisch werkveld. Studenten die zich hier verder in willen verdiepen, kunnen gedurende hun vierjarige opleiding Social Work aan de HU kiezen voor het Forensisch Accent.

Het project Meedoeners startte in 2016, sindsdien heeft het elk jaar gedraaid. In dit artikel vertellen studenten, medewerkers van de Van der Hoeven Kliniek en van de Hogeschool Utrecht over hun ervaringen in de afgelopen jaren. Ze laten zien hoe de professionalisering van aankomend medewerkers in het forensisch werkveld al vanaf het eerste jaar van de bacheloropleiding vorm kan krijgen.

Het doel van het project is om studenten op een laagdrempelige manier kennis te laten maken met het forensisch werkveld. Het werd door docenten opgemerkt dat veel studenten die in jaar 3 starten met stagelopen in de forensische zorg schrikken van de complexiteit van het forensisch werkveld. Ook Okke herkent dit en geeft aan dat de forensische zorg over het algemeen wordt gezien als ‘heftig’ en ‘zwaar’. Hij erkent dat het werken in de forensische zorg een vorm van topsport is, dat niet iedereen ligt.

In jaar 3 lopen studenten 32 uur in de week stage, de stage is in dat jaar het zwaartepunt waar studenten zich gaan specialiseren en het is de laatste stap voordat studenten gaan afstuderen. Veel studenten lopen tijdens hun stage zowel tegen professionele als tegen persoonlijke grenzen aan. Het project Meedoeners is bewust anders ingestoken; studenten lopen dan ook geen stage. Het project voor studenten uit jaar 1 is gericht op oriëntatie, namelijk een eerste kennismaking met het forensisch werkveld. Studenten draaien in de kliniek mee alsof ze zelf patiënt zijn; ze leren net als de patiënten om het werk uit te voeren in de werkplaatsen, waar de patiënten zelf ook veel van hun tijd doorbrengen. Daarnaast maken ze een deel van de behandeling van een patiënt mee, door mee te lopen bij de onderdelen creatief, sport of muziek. Volgens Okke omvat de term ‘Meedoeners’ precies waar het omgaat: “op deze manier is het voor iedereen, zowel voor de medewerkers van de kliniek als voor de docenten en studenten van de HU, duidelijk wat het inhoudt.”

Door studenten in jaar 1 de kans te bieden om zich alvast te oriënteren op het forensisch werkveld, maken ze niet alleen op laagdrempelige wijze kennis met de doelgroep en het werk, maar doen ze ook op een laagdrempelige manier ervaring op. Dit leidt ertoe dat studenten de stap naar een forensische stage in jaar 3 en zelfs de stap naar een baan in het forensisch werkveld als minder groot ervaren. Daarnaast betekent deze eerste kennismaking met de forensische zorg ook dat studenten antwoord krijgen op de vraag: is dit iets voor mij? Als het antwoord ja is, is de kans groter dat studenten in jaar 3 een stageplek zoeken binnen het forensisch werkveld én uiteindelijk een baan zoeken in de forensische zorg. Volgens Richard is er op deze manier sprake van een win-win situatie: de intensieve samenwerking vanaf jaar 1 enthousiasmeert studenten voor het forensisch werkveld, die op hun beurt zit te springen om nieuwe, gemotiveerde en goed opgeleide professionals, die weten waar ze voor gaan en op basis van opgedane ervaring en kennis een bewuste keuze maken voor het forensisch werkveld.

De studenten ervaren het project over het algemeen als heel positief en benadrukken, net als Richard en Okke, dat meedoen aan dit project echt anders is dan stagelopen. Studenten Sim Vinken en Theu Rokx, nu beiden tweedejaars studenten Social Work, hebben vorig jaar meegedaan aan het project. Theu vertelt dat hij op zoek was naar een uitdaging in zijn eerste jaar, maar nog niet wilde ‘vastzitten’ aan een stage van 9 maanden: “dit is een manier om er echt even in te duiken, een kijkje in de keuken te nemen.”

Sim geeft aan het te zien als een unieke kans voor jezelf als eerstejaars, waarbij je beeld van het sociaal werk wordt verbreed. Zowel Theu als Sim geven aan erg nieuwsgierig te zijn geweest naar de forensische doelgroep door documentaires te kijken en erover te lezen, met de vraag: waarom gaat het bij deze mensen zo mis, hoe kom je op een punt dat je zo’n heftig delict pleegt? Volgens Theu was het wel spannend om mee te doen aan het project, en ook zijn omgeving reageerde voorzichtig. “Mijn moeder begreep bijvoorbeeld niet zo goed waarom ik hier blij mee was. Zij maakte zich zorgen, is het wel veilig?”

Ook vanuit Sims omgeving werd er zorgelijk op gereageerd. Sim vertelt dat veel mensen aannames hebben over de doelgroep, namelijk dat het gevaarlijke misdadigers zijn. Ze heeft gemerkt dat ze ook haar eigen beeld heeft bijgesteld na het project: “Sommige patiënten waren heel open over hun delict, daar schrok ik soms van. Daarom is het belangrijk dat je wel sterk in je schoenen kunt staan. Natuurlijk hebben deze mensen wel iets heftigs gedaan, maar ik vind het belangrijk om te bedenken dat vrijwel iedereen vanuit zijn psychiatrische stoornis een delict heeft gepleegd. Het gaat erom dat daaraan gewerkt wordt. Ik zie ze vooral als mensen die juist psychisch geholpen moeten worden.”

Studenten kunnen zich niet zomaar deelnemen; zij moeten middels een filmpje een korte pitch insturen waar ze hun motivatie voor het project toelichten. Een groep van 6 à 7 studenten wordt geselecteerd en gaat uiteindelijk één dag per week onder begeleiding van de geestelijk verzorger Okke en een teamleider de kliniek in om mee te lopen op de werkplaatsen en de onderdelen, zoals sport, muziek en creatief. Een gemiddelde dag in de kliniek bestond voor de groep studenten uit in de ochtend meedoen met de dagbesteding voor patiënten. De groep studenten werd dan opgedeeld in kleinere groepjes van drie en afgezet bij verschillende werkplaatsen: bijvoorbeeld drie mensen bij hout, drie mensen bij school, etc. Sim geeft aan dat zij hiervan onder de indruk was; de patiënten op de werkplaats zijn daar echt aan het werk, zoals ieder ander ook. In de middag konden studenten meelopen met sport of de creatieve onderdelen. Sim vertelt dat zij benieuwd was naar wat creatieve middelen kunnen betekenen voor het herstelproces van een patiënt. Patiënten kregen bijvoorbeeld gitaar- of zangles. “Ik heb ingezien dat creatieve middelen heel veel invloed hebben op het herstel van een patiënt. In eerste instantie denk je: leuk zo’n muziekles, maar wat is de toegevoegde waarde? Maar als je een paar keer meeloopt, dan zie je dat het hen heel erg een uitlaatklep biedt.” Zo vertelt ze dat ze kennismaakte met een patiënt die last had van faalangst, maar door het zingen meer zelfvertrouwen ontwikkelde.

Okke vertelt dat de meeste medewerkers in de kliniek positief zijn over het project. De belangrijkste speler blijft echter altijd de patiënt: als medewerkers merken dat patiënten het niet prettig vinden of er last van ondervinden, daalt ook het enthousiasme onder de medewerkers. De patiënt staat tenslotte altijd centraal. Okke geeft aan dat het idee van het project daarom eerst aan de patiënten is voorgelegd: “als zij het niet zagen zitten, hadden we het niet gedaan.”

Het feit dat deze studenten pas voor het eerst in aanraking komen met de hulpverlening en nog weinig tot geen ervaring hebben, is volgens Okke juist van grote meerwaarde. Het maakt dat studenten weinig vooroordelen hebben, waardoor ze onbevangen het contact aangaan en oprecht geïnteresseerd zijn in de verhalen en achtergronden van de patiënten. Patiënten waren op hun beurt ook nieuwsgierig naar de studenten; Theu vertelt dat patiënten hem regelmatig bevraagden. De meest terugkomende vraag was: “Wat kom je eigenlijk hier doen?”

Wat Theu dan ook het leukst vond was het contact met de patiënten zelf. “We kunnen met elkaar lachen, dat was leuk om mee te maken. Vooral omdat de buitenwereld denkt dat al die mensen gevaarlijk, eng of niet leuk zijn. Ik heb in die korte periode wel echt een band op kunnen bouwen met een patiënt.”

Ook Okke herkent dit: “het meeste wat ik terug gehoord heb is dat de Meedoeners vitaliteit en enthousiasme meebrengen. Daarnaast is het een extra vorm van contact en patiënten genieten daarvan.”

Wat Sim het meest is bijgebleven, is dat de doelgroep vele malen gelaagder is dan enkel een persoon die in een psychose een delict heeft gepleegd. Het contact met de patiënten leerde haar dat er veel meer aan de hand kan zijn; ze vond het dan ook interessant om de kwetsbare kanten van de patiënten te leren kennen, zoals hun onzekerheden, angsten en trauma’s.

Als Sim en Theu wordt gevraagd om op het project terug te kijken, is dat eigenlijk alleen maar positief. De begeleiding is goed en beiden geven aan zich geen moment onveilig te hebben gevoeld. “Het is wel ECHT meedoen, we hebben veel direct patiëntencontact gehad bijvoorbeeld. Maar de begeleiders kwamen vaak checken of het wel goed ging,” aldus Theu.

Volgens Sim werd altijd de tijd voor hen genomen om vragen te beantwoorden, te checken hoe het met hen ging en om te evalueren hoe ze de dag hebben ervaren. Dit heeft bijgedragen aan het gevoel van veiligheid en ondersteuning.

Theu en Sim merken beiden dat zij door het project veel zijn gaan nadenken over hun verdere ontwikkeling als aankomend professional, zien zij zichzelf in de toekomst ook rondlopen als begeleider in een forensische kliniek? Daarbij kwamen ook meer kennis- en ontwikkelingsvraagstukken naar boven: “ik ben wel echt geïnteresseerd geraakt, maar ik merk dat ik nog kennis en vaardigheden mis, zoals bepaalde gespreks- en de-escalatietechnieken. Ik ben er nu nog niet klaar voor,” aldus Theu. Zowel Sim als Theu geven aan dat het project hen heeft geholpen om zich te oriënteren op het forensische werkveld. Sim: “je weet pas of het bij je past als je het probeert. Ik heb nu de bevestiging dat dit werk wel wat voor mij zou kunnen zijn!”

Theu beschrijft dat hij dit echt zag als een kans, iets wat hem zou onderscheiden van anderen en wat hij op zijn cv zou kunnen plaatsen. Hij is dit jaar aangenomen bij een organisatie als woonbegeleider, volgens Theu heeft zijn ervaring bij het project Meedoeners hier een belangrijke bijdrage aan geleverd. Het belangrijkste wat Theu volgens eigen zeggen heeft geleerd is dat hij erachter is gekomen dat mensen niet hun delict zijn. “Het zijn gewoon mensen zoals jij en ik.”

Ook Sim had deze ervaring niet willen missen en vertelt niet alleen meer kennis en ervaring te hebben opgedaan over de doelgroep, maar ook vooral zichzelf beter te hebben leren kennen: “je leert jezelf in de praktijk pas echt kennen als social worker, daar leer je uiteindelijk het meest.”

Ondanks dat werken in de forensische zorg wordt gezien als ‘zwaar’ en ‘heftig’, is het ook ontzettend mooi werk, aldus Okke: “het belangrijkste wat ik studenten mee wil geven is dat je zoveel voor patiënten kunt betekenen. Ik zie dat studenten ook onder de indruk zijn van onze passie en betrokkenheid. Ik ken zoveel patiënten die het nu goed doen en met wie het goed gaat. Als het je ligt, wil je daaraan meewerken.”

In gesprekken tussen de Van der Hoeven Kliniek en de HU is de wens uitgesproken om meer kennis uit te wisselen en de samenwerking verder uit te breiden. Richard geeft aan dat het project Meedoeners tot een meer intensieve samenwerking heeft geleid, die zich verder uit in het verzorgen van lessen bij de minor ‘Werken in gedwongen kader’ en gastcolleges.

“Op deze manier is er echt sprake van kruisbestuiving,” aldus Richard. Okke ziet voor zich dat de studenten ook op de leefgroepen meer ‘meedoen’, door hen te laten participeren in de dagelijkse gang van zaken, zoals boodschappen doen, koken, maar ook mee op verlof. Het doel is om studenten dan kennis te laten maken met alle facetten van het werken in de kliniek.

Het project laat zien dat de beoogde doelstellingen worden behaald: afgelopen jaar hebben twee studenten naar aanleiding van het project Meedoeners in hun eerste jaar, hun derdejaars stage positief afgerond bij de Van der Hoeven Kliniek. Dit heeft ertoe geleid dat zij tijdens hun afstuderen al met een nul-uren-contract bij de kliniek in dienst zijn.

Deze goede resultaten maken dat de Hogeschool Utrecht openstaat voor en enthousiast is over samenwerking met andere forensische klinieken, waarbij het project Meedoeners als good practice zou kunnen worden uitgebreid. Op deze manier streven we naar een brede professionele basis voor studenten, waar zowel vanuit het forensisch werkveld, het lectoraat werken in Justitieel Kader en de bacheloropleiding Social Work intensief wordt samengewerkt om aankomend professionals voor te bereiden op een uitdagende loopbaan in de forensische zorg.

Auteur: Carolien van den Honert, hogeschooldocent Instituut Social Work, Hogeschool Utrecht
Projecteigenaren: Richard van Asch, hogeschooldocent Instituut Social Work, Hogeschool Utrecht en Okke Wisse, geestelijk verzorger, Van der Hoeven KliniekenRenske van der Feen, Hoofd Behandelondersteuning en Organisatie, Van der Hoeven Kliniek
Meedoeners: Theu Rokx en Sim Vinken, studenten Instituut Social Work, Hogeschool Utrecht
Coördinator Forensisch Accent Hogeschool Utrecht: dr. Joep Hanrath, hogeschoolhoofddocent Instituut Social Work, Hogeschool Utrecht